top of page
Zoeken

Zijn hand in de mijne

Als ik deze week op een ochtend de krant open, zie ik een foto van het ontsteken van de Olympische vlam in Griekenland. De vlam die daarna al lopende naar Parijs wordt gebracht om daar te laten branden tijdens de Spelen deze zomer. Ach wat toch mooi en ach hoe zoet is de herinnering aan die donderdag van 10 mei 2012 wanneer ik met mijn gezin in het Griekse Olympia getuige ben van eenzelfde ceremonie, toen voor de Spelen in Londen.

 

Het duurt lang voordat we iets zien. Het water in onze rugzak inmiddels lauw en de zon die warmer en warmer wordt. We zijn overigens niet alleen.  Zo’n tienduizend mensen zitten, net als wij, ook op het gras van de talud van het oudste Olympische Stadion. En dat allemaal om zo'n vlammetje. 'Ik vind  er niks aan', zegt zoon Jesse. Ik til hem op. 'Er is ook niks aan kerel, nu nog niet, maar straks wel, kijk maar.’ Want opeens komen ze. De mannen in pakken en de dames met hakken die op de Olympische baan op stoeltjes gaan zitten.

 

Kort daarna wordt er gesproken, Griekse woorden, Engelse woorden, Franse woorden. We moeten staan en er klinkt muziek. Ik til Jesse op en wijs naar de drie vlaggenmasten. 'Kijk kerel, het gaat beginnen.'  De Olympische hymne klinkt en het hijsen van de vlag is indrukwekkend. De mooie muziek, de fantastische entourage van het stokoude Olympia en al die mensen. Kippenvel bij 30 graden. 'Mooi hè kerel', fluister ik in Jesses oor. 'Ja, heel mooi.' Met ontroering kijk ik naar hem en daarna naar zoon Erik en vrouw Lilian. Olympisch goud!

 

Daarna komen de lange toespraken. Jesse zucht. Ik ook. Als eindelijk de woorden gesproken zijn, staan de belangrijke mensen op en lopen richting de tempel van Hera. Daar zal het vuur worden ontstoken. En wij, het gepeupel op de talud, wij moeten wachten. Wij kunnen niets zien van dat ontsteken. Wij moeten maar geloven dat het gebeurt.

 

Terwijl we dat doen, kijken we naar een Griekse familie voor ons, die plotseling gillend opspringt. Want er is opeens een klein Grieks muisje uit een holletje tevoorschijn gekomen op de plek waar zij zitten. Dat muisje wil natuurlijk ook meegenieten van de vredelievende Olympische gedachte. Een gedachte ook, die op dat moment even ver te zoeken is bij de Griekse familie. De ietwat fors uitgevallen moeder pakt een stokje en steekt dat in het muizenholletje waarna ze het verder opvult met papier.

 

Wij zien het voor ons neus gebeuren, Jesse en ik.  'Oh', zegt Jesse, 'wat stom' en kruipt naar het holletje en haalt het papier er uit. Maar dat vindt de Griekse moeder niet goed. Ze sneert iets naar Jesse en propt het papier terug in het holletje. 'No, no', zegt ze nog eens tegen Jesse en kijkt mij met een indringende Griekse blik aan. Oei!  Jesse kijkt naar mij, ik naar Jesse. 'Stom' zeggen we alle twee tegelijk, waarna ónze Olympische gedachte even ver te zoeken is.

 

Dan is het moment daar dat de vlam met behulp van zonlicht aangestoken zal worden. Maar schrik! De hele morgen een brandende zon, maar juist nu opeens een wolk!  Jesse en ik denken echter aan die arme muis, iets wat de goden Zeus en Hera misschien ook wel doen, vandaar die wolk natuurlijk! Niet de mens bepaalt wat op Olympia gebeurt, dat doen daar de Goden.

 

Als de Godenwolk verder drijft, zien wij ietsje later de vlam binnen gedragen worden. In een prachtige ceremonie van danseressen, dansers en een opperpriesteres wordt de vlam bij de fakkel gehouden. Die vat vlam waarna de eerste atleet de fakkel aan het volk toont. Daarna rent hij met de fakkel het stadion uit, op weg naar Londen.

 

Na het verdwijnen van de vlam wordt de bijeenkomst beëindigd. Iedereen staat op. Wij ook, pakken onze spullen en gaan. Terwijl ik loop, steek ik mijn hand uit en verwacht daarin snel Jesses kleine handje. Maar dat gebeurt niet. Waar is Jesse? Ik draai me om en zie mijn kleine man op zijn knieën zitten. Even kijkt hij naar mij, draait zich dan weer om, haalt het papier uit het muizenholletje, staat op, rent naar mij en steekt zijn warme handje in de mijne. En zo verlaten we al fluitend het stadion, waarbij de zon straalt als nooit tevoren!

 

Volgende week ga ik hem voor het eerst sinds begin augustus weer zien. Mijn kleine Jesse van toen is nu een grote Jesse geworden. Al ruim acht maanden in Finland en dus ook al ruim acht maanden dat ik niet even zijn hand in de mijne heb gevoeld. Dus reken maar dat dat het eerste is wat ik volgende week doe, zijn hand vastpakken om die daarna nog een poosje vast te blijven houden.

 



 

Wil je meer verhalen van me lezen? Kijk dan eens op  https://www.gertspeelt.com/  Je kunt daar ook mijn boek ‘Kunnen we het nog aan?’ bestellen met daarin meer dan 100 verhalen.

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


bottom of page