In het najaar van 1996 verblijf ik enkele maanden in Zweden. Ik
heb een advertentie geschreven in een Zweeds onderwijsblad met de
vraag of er scholen zouden zijn waar ik eens een tijdje zou mogen
kijken. Ik zoek verfrissing en inspiratie en wil dat vinden in mijn
favoriete land Zweden. Veel reacties komen, waaruit ik drie interessante
scholen kies. Een school in Midden-Zweden, in Lapland en in
Stockholm. Vervolgens volgt een fantastische tijd en doe ik er mooie
leerervaringen op. Bovendien leer ik mezelf beter kennen. Dat komt
onder andere door een eekhoorn.
Tijdens één van de dagen in Zweden word ik wakker met een dwarse
kop. Ik besluit zonder ontbijt direct een stuk te gaan wandelen in
het bos. En hoewel het er deze ochtend ongetwijfeld mooi is, ik zie
het niet. Bonkende donkere gedachten overheersen. Al wandelend
verdwijnen ze niet. Na ongeveer een half uur krijg ik dorst en drink
wat water. Al drinkend hoor opeens ik een gek geluid. Een soort licht
ronkend knorrenors, haast wat hoestend. Het geluid komt uit een
boom. Ik kijk en zie dan een eekhoorn. Zijn staart woest zwiepend,
zijn voorpootjes wild zwaaiend, zijn achterpoten stampend tegen de
bast, zijn priemende oogjes op mij gericht. Zo kijken we elkaar een
poosje aan, de eekhoorn en ik. Hij woestig, ik droestig. Het duurt
een minuut of twee waarna ik zeg: ‘Man man, maak je toch niet zo
druk’. Even is het daarna stil. Ik herhaal de zin nog een aantal keren
hardop. Maar terwijl ik dat doe vraag ik me al pratend af tegen wie
ik het eigenlijk heb?
Het duurt echter niet lang tot ik dat helder heb. Ik heb tegen mezelf
gesproken. En hoe bijzonder, met dat besef verdwijnt mijn narrigheid en wordt mijn dwarse kop weer soepel terwijl tegelijkertijd de eekhoorn zichtbaar ontspant en een paar takken lager klimt om die lange polderboer eens goed te bekijken. Ik lach nu hardop en meen
bij de eekhoorn een glimlach te herkennen. Het is een magisch moment
in dat verre Zweedse woud. De natuur als spiegelende helende
kracht.
Deze week loop ik op over de Boudewijnlaan in Dronten. Mijn gedachten
zijn overal en nergens. Ik neem niks waar, zit alleen maar
in mezelf. Plotseling zie ik iets boven me bewegen. Ik kijk omhoog
en zie een biddende torenvalk. De vogel hangt al vleugelklapperend
stil en kijkt naar beneden. Hij neemt de tijd om de zaak eens goed
te bekijken. Ik raak gefascineerd door zijn gratie, gemak, soepelheid
maar bovenal zijn gerichte aandacht naar beneden, naar mij!
Kort daarna vliegt de valk weer verder en loop ik ook weer. Maar ik
ga nu wel anders dan daarvoor. Want opeens zie ik wat er allemaal
te zien is. Wat veel en wat mooi! Grillige kleiresten op het asfalt, ruisende
populierbladeren, een snelle keizerlibelle, een plotseling doorkomend
goudgeel zonnelicht en een witte kat die naar me toe loopt
en me een kopje geeft.
Wil je op de hoogte blijven van nieuwe verhalen? Registreer dan je mailadres en krijg vervolgens wekelijks gratis een bericht in je mailbox zodra het verhaal is gepubliceerd.
Comments