Deze week is het volop in het nieuws. Kinderen van laagopgeleide ouders of ouders met een laag inkomen beginnen al op de basisschool met een achterstand die ze in hun schoolcarrière niet meer inhalen. Het opleidingsniveau en het inkomen van de ouders hebben een enorme invloed op de schoolprestaties van een kind. Dit blijkt uit onderzoek van het Centraal Planbureau dat deze maand is gepubliceerd. Het lijkt op iets van voor een dubbeltje geboren worden enzo.
Een ander moment deze week is dat ik maandag twee stralende lieve ouders op mijn computerscherm voor me zie. In deze rare Coronatijden biedt Facetime uitkomst en videobellen we bijna dagelijks met elkaar. Dus kan ik ze zien. Zij in Eext, ik in Dronten. We praten over 58 jaar geleden. Het is dan 14 december 1962. Het is een heuglijke dag. Op die dag zeggen mijn ouders, Jan en Lammechientje, vol overtuiging hardop ‘Ja’ tegen elkaar. Bij het videobellen voel ik hun kracht en liefde. Het spat van het scherm af. Ze bedanken ons voor het mooie kerststuk dat bezorgd is, we grappen en grollen wat en we sluiten af met mijn wens dat ik hoop dat ze beiden een zeupie gaan nuttigen en al polonaisehossend door de kamer zullen hupsen die avond.
Ik voel me bevoorrecht met deze twee ouders. Het lijkt ook wel dat hoe ouder ik word en hoe ouder zij worden, ik me van die bevoorrechte positie steeds meer bewust word. Dat is mooi maar maakt ook kwetsbaar. Met alle vreugde en liefde die ik steeds bij ze ervaar, sluimert er ook altijd een angst. Een angst van verliezen, van loslaten, van alleen zijn. Dat er ooit een moment komt dat ik alleen in mijn herinnering nog met ze videobel, ze bezoek, ze een cadeau stuur. Het is een kwetsbaarheid die ook met het ouder worden lijkt te groeien. Ik kan het niet wegpoetsen, het is er gewoon. Ik probeer het ook niet weg te poetsen. Want het besef maakt nog meer duidelijk dat het moment van nú gekoesterd moet worden. Angst en hoop houden elkaar zo stevig vast.
Ik denk aan het onderzoek van het Centraal Planbureau en aan mijn ouders. Mijn moeder huisvrouw, mijn vader eerst timmerman, later conciërge. Mijn moeder geen inkomen, mijn vader wel. Maar met drie kinderen in huis hebben mijn ouders het niet breed. En hun opleiding? Mijn vader de ambachtsschool, mijn moeder de huishoudschool. Dus voor mijn broers en mij leken alle ingrediënten aanwezig om met een achterstand naar school te gaan. Maar was dat ook zo? Bij ons zeker niet in elk geval. Ik kon goed leren en vond dat ook leuk. Mijn broers konden ook prima meekomen. We zijn, zoals dat zo mooi heet, dan ook goed terecht gekomen en hebben gelukkig alle drie betaald werk.
Hoe kan het dan dat er toch geen achterstand was? Want naar musea gingen we niet, ik herinner me niet dat mijn ouders me voorlazen, een tv kwam pas later. Wel kon ik altijd veilig buiten spelen, was er elke dag een warme maaltijd, was ik lid van de voetbal- en gymclub en was er vooral liefde, aandacht en warmte. Op zondag wandelden we vaak in het bos, in de zomer gingen we altijd drie weken kamperen op een Waddeneiland en iets later gingen we zelfs met oud en nieuw naar Texel in een huisje. Wat een luxe.
Achtenvijftig jaar getrouwd. Beiden vol van liefde, vertrouwen, optimisme en beiden met een slimheid die ze meekregen van hun ouders en van het leven zelf. Wat een fijne ouders en wat een rijkdom voor mij als kind. Het is wat ik elk kind gun. Natuurlijk kunnen opleiding en inkomen belangrijk zijn. Maar liefde, aandacht voor elkaar en warmte zijn bepalender lijkt me. Het zou een grondrecht moeten zijn voor iedereen: dat je net als ik opgroeit in een warm nest. Daar heb je je leven lang profijt van.
Wil je op de hoogte blijven van nieuwe verhalen? Registreer dan je mailadres en krijg vervolgens wekelijks gratis een bericht in je mailbox zodra het verhaal is gepubliceerd.
Comentários