We zitten met z’n drieën aan een tafelgroep. Lotte, Judy en ik wachten op wat gaat komen. Een paar stoelen zijn nog niet bezet maar achter me hoor ik de mensen aankomen waarvan er straks twee bij ons zullen aanschuiven. We zitten er ontspannen bij. Hier zitten drie mensen die ieder vanuit hun eigen overtuiging meedoen aan de campagne van het onderzoek ‘Grootschalig Testen’ dat op dit moment in Dronten wordt gehouden.
Judy is 65 en heeft MS, het maakt haar extra kwetsbaar. Ze is voorzichtig in contacten en heeft er enorme baat bij als deze coronacrisis zo snel mogelijk onder controle is. Lotte werkt in de gehandicaptenzorg. Een eventuele besmetting bij haar kan grote gevolgen hebben voor de groep waarmee ze werkt. En ik, ik denk dat met het verzamelen van zoveel mogelijk gegevens meer opties boven tafel komen voor een snellere en doelmatiger aanpak van de huidige crisis. En nee, ik word er niet voor betaald en nee, ik ben er ook niet ingeluisd om ‘ons volk de Nederlanders’ te bedonderen. Het zijn verwijten die ik via social media krijg nadat mensen mijn hoofd op posters hebben gezien en mijn verhaal in de media hebben gelezen.
Dan is het zover. Minister Hugo de Jonge en de Dronter burgemeester Jean Paul Gebben schuiven aan. Beide heren ogen ontspannen. De burgemeester stelt ons voor als zijnde de ambassadeurs van de pilot. Dat klinkt best indrukwekkend, ik een ambassadeur. Even waan ik me iets groter en belangrijker. Even denk ik dat deze titel mijn leven totaal zal omgooien en ik nu een echte BD-er word en dat het hierna ook snel zal gaan met mijn roem door gans het land. ‘Dus u werkt in het onderwijs’, hoor ik plots minister De Jonge zeggen. Poef, ik ben weer terug op aarde. Weg dromen, weg glans en glorie want eh ja, ik ben schoolmeester.
In het gesprek dat volgt blijkt dat De Jonge goed is voorbereid. Hij luistert oprecht geïnteresseerd naar onze verhalen. Hij stelt vragen, vraagt door en neemt daarvoor ook alle tijd en rust. Dat laatste geldt ook voor de burgemeester die als een ontspannen gastheer zijn werk prima uitvoert. Ik heb het laatste jaar vaak nagedacht over hoe zwaar de baan van Hugo de Jonge en Mark Rutte moet zijn. Het is de beide heren, net als ieder ander mens, ook maar gewoon overkomen, deze ellende. Daarbij komt dat alles wat zij doen onder een vergrootglas ligt en de eigen vrijheid om te zeggen en te doen wat je wilt onder druk komt te staan. Die druk moet immens zijn. Zorg er dan maar eens voor dat je steeds op de goede weg blijft. Al deze gedachten gaan door mijn hoofd terwijl we praten. Zelf denk ik ook weleens dat ik het moeilijk heb. Dat het werk dat ik doe lastig is en dat ik ook moeilijke beslissingen moet nemen. Dat ik dan blij ben dat het avond of weekend is waarbij ik al neerploffend op de bank, met mijn pantoffeltjes aan, kan ontspannen. Maar dit alles beziend in het licht van de enorme klus die voor deze minister is weggelegd, oei, dan hou ik over mijn werk heel snel mijn mond.
Ik vraag aan De Jonge of hij werk kan maken van het registreren van mensen die aan Long-Covid lijden. Long-Covid is een term die gebruikt wordt bij mensen met langdurige klachten. Het Engelse woord long staat in deze term voor langdurig. Ik heb me er gedurende mijn ziekte keer op keer over verbaasd dat huisartsen of GGD’s deze patiëntengroep niet registreren. De schattingen variëren tussen de 20.000 en 40.000 mensen die kampen met zeer vervelende langdurige gezondheidsklachten. Meer bekendheid leidt hopelijk tot betere ondersteuning van deze groep. ‘Het is een goed punt, daar moeten we werk van maken’, is het antwoord van de minister. Ik knik maar vraag me natuurlijk direct af of hij dit mee zal nemen. Even duikt een cynische Gert op maar die kant wil ik niet op. Wantrouwen en cynisme bieden zelden een oplossing.
Dus besluit ik te zeggen waarover ik de hele week al heb nagedacht. Ik spreek mijn waardering uit voor zijn werk. Ik zeg erbij dat zijn politieke kleur niet de mijne is, dat ook ik bij een aantal maatregelen best vraagtekens heb, maar dat ik toch vooral wil benadrukken dat ik het knap vind hoe hij en Rutte deze onwaarschijnlijk moeilijke crisis het hoofd proberen te bieden. ‘Daarom wil ik u dit aanbieden’ en ik geef hem mijn boekje over het verhaal van de piloten Kitchen en Williamson die met hun oorlogsvliegtuig op 27 november 1944 neerstortten in het IJsselmeer. ‘Ik heb twee exemplaren, één voor u en één voor de minister-president. Zodat u ook eens even kunt ontspannen en eens wat anders kunt lezen’, zeg ik lachend. De minister kijkt me verrast aan en bedankt me hartelijk. ‘Wat ontzettend leuk, ik ga dit zeker lezen’, is zijn antwoord. Een paar minuten later is het gesprek voorbij en vertrekt De Jonge naar een volgend gesprek.
Even later verlaat ik de zaal. Buiten staat zijn dienstauto, de chauffeur heeft de auto op zo’n manier geparkeerd dat De Jonge snel in kan stappen. Op deze zaterdagmiddag brengt hij wellicht nog ergens anders een bezoek en hopelijk volgt daarna dan het ritje naar zijn huis. Ik gun hem voor de zondag even geen bezoek, even geen Catshuis, even geen verkiezingsdebat, even geen interview. Ik gun hem zijn pantoffels, bij de kachel, een lekkere bak koffie en in zijn hand mijn boekje over die twee andere bijzondere mannen die ook leefden tijdens een wereldcrisis: Alfred Kitchen en Maurice Williamson.
Wil je op de hoogte blijven van nieuwe verhalen? Registreer dan je mailadres en krijg vervolgens wekelijks gratis een bericht in je mailbox zodra een nieuw verhaal is gepubliceerd.
Comments