Tijdens één van mijn bijna dagelijkse wandelingen zie ik haar. Of
hem. Ik weet het niet zeker. Bij sommige dieren zie je dit direct maar
bij vlinders is dat anders. Ik zie wel dat het een dagpauwoog is, maar
welk geslacht wordt me niet duidelijk. Het prachtige diertje is al een
paar honderd meter met mij mee gevlinderfladderd. Dan weer hoog,
dan weer laag, soms recht vooruit, dan weer terugbogend om mij
heen. Licht als een zonnestraal in de lente, fris als de ochtenddauw
op een blad.
Met verbazing volg ik de vlinder, maar ik bedenk me opeens dat
het beestje misschien wel net zo verbaasd over mij kan zijn. Dat ie
daarom al zo lang met me meevliegt. Dat ie ziet dat er geen gefladdervlinder
in mijn tred te ontdekken valt. Dat ik niet draai, zwier of
zweef. Dat mijn voeten zwaar en mijn benen moe lijken. Dat ie ziet
dat ik op dit moment niet door heb hoe mooi het weer en hoe helder
het licht is.
Stel je eens voor dat vlinders ons kunnen observeren. Dat ze ons
bestuderen en het dan daar met elkaar over gaan hebben. Vlinders
zouden niet uitgekeken raken op ons. Ze vallen vast van de ene verbazing
in de andere. Ze zouden concluderen dat alles wat vlinders
wel hebben, mensen niet hebben.
Terwijl ik de vlinder volg, weet ik het nu opeens zeker. Deze dagpauwoog
bestudeert mij. Ik voel me opeens bekeken. Wil eigenlijk
ook niet dat ie me zo zou zien. Nee, ik moet iets doen.
Dus verander ik mijn gang. Begin lichter te lopen, draai af en toe een
rondje, snuif de buitenlucht op, kijk naar de mooie blauwe hemel en
lach hardop.
Even vergeet ik zo waar ik ben, voel me in een andere dimensie.
Totdat die droom plots wordt verstoord door een grote voorbijrijdende
tractor met volle wortelkar. Ik ben terug in mijn aardse ik.
Verontrust kijk ik om me heen. Waar vlindert mijn schoonheid? Het
beestje is toch niet door de tractor vermorzeld? Lichte paniek komt
in me op.
Maar dan, vlak voor mijn voeten op het polderasfalt, zie ik de vlinder.
Rustend, vleugels gespreid, de volle zon opvangend. Ik slaak een
verlichte zucht. Mijn vlinder is er nog. Even kijk ik naar het diertje
en besluit dan het beestje in mijn hart mee te nemen.
Dat is overigens misschien voor ons allemaal een goed idee. Want
met de herfst en winter voor de boeg kunnen we denk ik zo nu en
dan wel wat gevlinderfladder gebruiken.
Wil je op de hoogte blijven van nieuwe verhalen? Registreer dan je mailadres en krijg vervolgens wekelijks gratis een bericht in je mailbox zodra het verhaal is gepubliceerd.
Comments