Met pensioen hoef ik echt nog niet, maar als ik de afgelopen weken de foto’s en schrijfsels van mijn nog maar pas gepensioneerde collega Thecla voorbij zie komen, ontstaat bij mij toch een zweem van verlangen vermengd met een flinke teug melancholie. Want Thecla is, samen met haar man Peter, bezig met een camperreis door Duitsland, Oostenrijk en Italië. Via Polarsteps volg ik hun reis, lees de mooie dagbeschrijvingen en zie prachtige foto’s. Terwijl ik dit alles voorbij zie komen, denk ik vaak terug aan onze camperreis in 2012. Want in dat jaar reis ik met Lilian en onze zoons Erik en Jesse vier maanden lang door Zuid-Europa. Begin mei vertrekken we, in een speciaal hiervoor aangeschafte camper, naar het Italiaanse Ancona. Daar nemen we de boot naar Griekenland en gaat ons avontuur beginnen.
In de ochtenden geven we les. Lilian aan Jesse, meestal zittend onder de luifel. Ik zit dan samen met Erik in de camper. De schooltijden staan vast, net als de pauzes. ‘Mogen we in de pauze ook op het strand spelen mama?’, vraagt Jesse. ‘Zekers wel’, luidt het antwoord waarop beide kerels de zandvlakte oprennen en juf en meester in de luie stoel hun welverdiende koffie drinken.
De reis verloopt fantastisch. We zien en beleven veel en het is heerlijk om dit met z’n vieren te doen. Een heus familie-avontuur met mooie kleine gebeurtenissen. Zo staan we ergens halverwege juni op een camping aan het strand van het Griekse Gythio en horen we gepiep en gefladder. We kijken omhoog, tussen de hoge dennen was ie zo gevonden. Een uilskuiken. Niet groot en met ronde ogen, rood van kleur, en ontluikende oorpluimen. Alle vier kijken we enthousiast naar de jonge ransuil, een meter of vijf boven ons, piepend in de schemering van de zachte zomeravond.
Plotseling vliegt een grote vogel over. ‘Zijn moeder', fluistert Jesse. De grote volwassen ransuil zweeft al krijsend verder. Als het dan donker wordt, vertrekt Lilian met de jongens naar het toiletgebouw om zich klaar te maken voor de slaap. Ik blijf alleen achter en zit onder de olijfboom bij onze camper. Ik kijk naar boven. Beweegt daar iets? Ritselt daar wat, zo vlak boven mijn hoofd? Als ik wat beter kijk, zie ik het schitterende kopje van een andere jonge uil die me strak aankijkt. Een stukje verderop hoor ik nu de eerste uil piepen, de uil bij mij piept daarna terug. Als Lilian kort daarna met de jongens terug komt, genieten we nog een poosje van onze uil op onze camperplek. Die nacht dromen we van uilenpost, braakballen, Harry Potter en zwarte magie.
De volgende ochtend zit de jonge uil nog steeds op zijn plek, twee meter van de camper, twee meter boven ons. Opnieuw twee grote uilenogen die kijken. Ik kijk terug en kijk daarna naar onze buren, twee Duitse campers. In al mijn enthousiasme stap ik erop af. 'Haben Sie mal den Vogel gesehen in unserem Baum? Schauen Sie das einmal an, wirklich wunderbar.' Mijn Duitse buurman staat op van zijn luie stoel. Zijn vrouw volgt. Als ze onder onze boom staan, kijken ze omhoog. 'Ja ich weiß nicht wie der Vogel auf Deutsch heißt, aber in den Niederlanden nennen wir diesen Vogel Ransuil!' De Duitse buurman kijkt en mompelt richting zijn vrouw: 'Das ist doch eine Oehoe?', waarop zijn vrouw zonder twijfel knikt. 'Ja das ist es!'
Daar sta ik dan met mijn eigenwijze onderwijzerskop. Ik weet zeker dat het een ransuil is, daarvoor heb ik te vaak vogels gekeken. Dus onderneem ik nog een poging. 'Eh, nein das ist es nicht, es ist kein Oehoe, ein Oehoe ist viel großer. Ransuil heißt es auf Holländisch.’ De man kijkt me aan, roept vervolgens zijn vriend erbij, onze andere Duitse buurman. 'Schau mal da, das ist doch ein Oehoe?' De vriend kijkt. En ook bij hem geen twijfel: 'Ja das ist es!’
En zo staan we daar een poosje. De Duitsers met hun oehoe, ik met mijn ransuil. Een licht gevoel van irritatie stijgt op. Waarom moet ik ook altijd mensen betrekken bij datgene wat ìk interessant vind. Had ik dat niet gedaan, had ik gewoon lekker zelf met Lilian, Erik en Jesse genoten van onze ransuil. Ik vind het niet erg als je iets niet weet, maar doen alsof je zeker weet wat het is, terwijl het niet zo is, oei, dat is heel moeilijk voor mij!
Later die ochtend hoor ik onze uil weer piepen, maar dit keer niet vanuit onze boom. Want ook bij onze Duitse buren staat een boom. En ja, zeg nou zelf. Als je mocht kiezen tussen het zijn van een ransuil of een oehoe, wat zou jij kiezen? Dus sta ik op, loop naar de Duitsers en zeg: 'Aha ist der Oehoe jetzt bei euch?' De Duitsers knikken enthousiast terug en samen kijken we nog een poosje naar die mooie vogel.
Wie reist kan veel vertellen, zei mijn pabodocent Wilto vroeger. Gelijk had hij. Met een glimlach om mijn mond lees ik daarna het nieuwe reisverhaal van Thecla, die wellicht op dit moment wel onder een Oostenrijkse boom staat te genieten van een Oostenrijkse oehoe.
Wil je op de hoogte gehouden worden van nieuwe verhalen? Registreer je dan op https://www.gertspeelt.com/blog en krijg vervolgens gratis een bericht in je mailbox zodra een nieuw verhaal is gepubliceerd. Wil je mijn boek ‘Kunnen we het nog aan?’ met daarin meer dan 100 verhalen? Kijk dan op https://www.gertspeelt.com/boek.
Komentar