Het is tijdens de afgelopen zomervakantie in Bulgarije dat Jesse opeens roept: ‘Kijk pap, daar rijdt net een auto weg.’ Want voor ons, op de overvolle parkeerplaats van het wereldberoemde Rilaklooster, rijdt net een auto naar achteren als wij eraan komen. Zo kan ik op ongeveer tien meter van de ingang parkeren. Wat een mazzel. ‘Dank je wel God’, zeg ik waarbij ik in de spiegel kijk en Jesse een knipoog geef. We stappen uit en kijken door de poort naar het indrukwekkende gebouw. In de 10e eeuw opgericht door kluizenaar Johannes van Rila, nu verworden tot één van de belangrijkste orthodoxe christelijke kloosters. Het is opgenomen op de werelderfgoedlijst van de Unesco, vergeven van kleurrijke fresco’s en hangt vol met oude iconen. Kortom beslist iets wat je moet zien als je toevallig in Bulgarije bent.
Eénmaal binnen vergapen we ons aan de schitterende muurschilderingen. Bijbelse taferelen in prachtige felle kleuren, eeuwenoude iconen waarvoor menig Bulgaar knielt, kust en bidt en de geuren van wierook en kaarsen vullen het geheel. En dit alles onder het toeziend oog van God, die vanuit de drie koepels op alle mensen neerkijkt. Wie niet gelovig is, zou het hier haast worden. Of opnieuw worden. Want ja, ooit was ik gelovig.
‘Wij zijn van de gemeente en willen u van harte welkom heten.’ Ik kijk naar twee mannen van middelbare leeftijd die voor me op mijn stoepje staan. Het is dinsdagavond 12 september 1989 en ik woon net een week in Hengelo, waar ik een huis deel met drie andere mensen. Mijn pabotijd in Assen zit erop en voor mijn vervangende dienstplicht heb ik een baan gevonden bij de SLO in Enschede en een kamer in Hengelo. ‘Nou wat aardig van de gemeente, heeft u wellicht zin in een kopje koffie?’ De beide heren knikken en even later zitten we met z’n drieën op mijn kamertje van drie bij vier meter. ‘Tja het is niet groot, maar ik ben allang blij dat ik wat heb. En bovendien zijn de drie medebewoners erg aardig, wat ik heel fijn vind.’ Opnieuw knikken de twee. ‘Ja, een fijn huis is erg belangrijk’, zegt dan de kleinste.
‘Wat bijzonder trouwens dat de gemeente langskomt. En dat nog wel op een avond. Ik denk niet dat veel gemeenten dat doen.’ De grootste knikt: ‘We doen dit vooral in de avonduren, want dan is de kans het grootst dat de mensen thuis zijn. U komt dus uit Drenthe?’ ‘Eh, ja dat klopt. Is dat ook bekend dan bij de gemeente?’ ‘Ja hoor, bij de overschrijving krijgen we alle gegevens die van belang zijn. Zo weten we dus ook dat u uit Eext komt. Is dat een mooi dorp, Eext?’
En zo keuvelen we een klein halfuurtje door over Eext en Drenthe en over Hengelo en Twente totdat de kleinste opstaat en vertelt dat ze moeten gaan omdat ze nog een andere nieuwkomer willen verwelkomen. ‘Tot zondag dan hè’, waarna hij de gang opstapt. ‘Zondag?’, vraag ik hem. ‘Jazeker, tijdens de dienst.’
Het duurt even voor het tot me doordringt. Dat het me duidelijk wordt dat deze mannen helemaal niet van de gemeente Hengelo zijn. ‘Eh, van welke gemeente bent u eigenlijk?’ ‘Van de kerkelijke gemeente’, is het antwoord. Ik ben er een paar seconden stil van en zeg dan: ‘Oh, dan denk ik dat ik u iets moet vertellen, want ik ga al jaren niet meer naar de kerk.’
In het gesprek dat volgt maak ik de heren duidelijk dat ik weliswaar Nederlands Hervormd gedoopt ben, maar dat ik niets meer aan het geloof doe. Dat ik niet eens weet dat mijn persoonsgegevens nog steeds geregistreerd staan in een kerkelijk bestand en dat die zelfs meeverhuisd zijn.
Even is het stil, waarna de kleinste zegt dat ik desondanks altijd welkom ben als ik daar toch weer eens behoefte aan zou hebben. Dan staan ze op en nadat we elkaar de handen hebben geschud verlaten de mannen met een vriendelijke glimlach mijn huis. Ik heb ze daarna nooit meer gezien.
Het is deze gebeurtenis waar ik aan denk als ik in het Rilaklooster rondloop. ‘Mooi hè pap’, hoor ik Jesse opeens naast me zeggen. Ik knik. Het klooster is fantastisch. We genieten volop en worden stil als we een man voor een icoon van Maria met het Kind zien knielen. Als hij kort daarna weer opstaat pinkt hij een traantje weg waarna hij me ziet staan. Hij knikt me vriendelijk toe en loopt dan in een serene stilte de kloosterkerk uit.
Ja, God is ons goed gezind vandaag denk ik als ik die schitterende plek verlaat en met Lilian en Jesse onze auto weer opzoek.
Wil je op de hoogte gehouden worden van nieuwe verhalen? Registreer je dan op https://www.gertspeelt.com/blog en krijg vervolgens gratis een bericht in je mailbox zodra een nieuw verhaal is gepubliceerd. Wil je mijn boek ‘Kunnen we het nog aan?’ met daarin meer dan 100 verhalen? Kijk dan op https://www.gertspeelt.com/boek.
Comments